ancsosa
Tot de n-e generatie.
1 . Claes Hendrick van Wenckum. [Bron 1]
2 . zoon Claesz van Wenckum. [Bron 2]
... gehuwd met ...
... hieruit :
4 . Claes Henricksz van Wenckum, geboren in 1500, gestorven. [Aantekening 4]
... gehuwd met ...
5 . Engel van der Hell. [Aantekening 5]
... hieruit :
... gehuwd met ...
9 . NN Scholten.
... hieruit :
10 . Evert van der Hell. [Aantekening 10]
... gehuwd met ...
11 . NN van Bijler.
... hieruit :
... gehuwd op 1 juli 1460 met ...
... hieruit :
22 . Wulf Morrens van Byler, geboren in 1425, gestorven in 1493 (leeftijd bij overlijden: 68 jaar oud).
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Geertgen Wijnsdr van Appel
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
40 . Gerrit Ryniers van Hell, gestorven na 1448. [Aantekening 40]
... gehuwd met ...
41 . Aleyd N. [Aantekening 41]
... hieruit :
Met zijn vrouw bezitters van abstgoed "Cleyn Hellengoed" in 1532.
Kocht zih in 1532 met zijn vrouw vrij van verplichting zich horig te maken naar het goed.
Zij bezat, zonder horig te zijn, in 1532 "Cleyn Hellegoed"
Woonde te Harderwijk, waar hij in 1544 lid werd van het St. Jorisgilde; beleeen met (de helft van) de boven genoemde vijf morgen lands (13 Mei 1542), die hij 22 Oct. 1559 opdraagt aan zijn broeder Wolter Jansz.; in 1582 bezitter van de helft van het Eltense leengoed Renselaar, waarmede hij op 1 Sept. 1542 werd beleend.
4941 Wolter Henrickss. van Wenckum contra Willem van Haeften Ottenss., Leengoed. Datering:
1559 Procesdossiernummer:
1559/22 Eiser:
Wolter Henrickss. van Wenckum Gedaagde:
Willem van Haeften Ottenss. Feit:
Leengoed. Vindplaats:
Gelders Archief
Met zijn vrouw bezitters van abstgoed "Cleyn Hellengoed" in 1532.
Kocht zih in 1532 met zijn vrouw vrij van verplichting zich horig te maken naar het goed.
Zij bezat, zonder horig te zijn, in 1532 "Cleyn Hellegoed"
Bezitter van het goed "Halfbrink" gelegen by sine "Hofstad". Bezit ook "abstgoed" horige van de kelnarij van Putten (abstman)
Zij bezat, zonder horig te zijn, in 1532 "Cleyn Hellegoed"
Met zijn vrouw bezitters van abstgoed "Cleyn Hellengoed" in 1532.
Kocht zih in 1532 met zijn vrouw vrij van verplichting zich horig te maken naar het goed.
Bezitter van het goed "Halfbrink" gelegen by sine "Hofstad". Bezit ook "abstgoed" horige van de kelnarij van Putten (abstman)
die mogelijk dezelfde was als Gerrit Reynersz van Hell, een bastaard die in 1483 werd genoemd als man van Aleyd, zijn “echte” vrouw. Met haar bezat hij het “Pepsgoed”.
Hier is sprake van een bastaard van een geslacht dat zelf hoogstwaarschijnlijk is voortgesproten uit bastaardij.
Volgens Mr. W. de Vries kan in het algemeen worden opgemerkt dat bij de Van der Hell´s het aantal onwettige kinderen groot is geweest.
In tegenstelling tot de onwettige kinderen van lieden van “geringe komaf”, die makkelijk verloren gingen in de grote hoop, is dit bij de Van der Hell´s niet het geval geweest. Uit bronnen krijgt men de indruk dat de Van der Hell´s in een tijd, waarin het hebben van natuurlijke kinderen ook niet aan de man als een schande werd toegerekend, zich het lot van hun onwettige zonen bleven aantrekken. Volgens de gegevens van Hans van Hell, één van de samenstellers van de stamboom van het Amsterdamse geslacht Van Hell , werden die bastaardkinderen opgenomen in de familie van de Van der Hell´s; kregen een gedegen opvoeding en opleiding en werden ook in testamenten genoemd. Zij kregen echter als familienaam “van Hell”.
Bezitter van het goed "Halfbrink" gelegen by sine "Hofstad". Bezit ook "abstgoed" horige van de kelnarij van Putten (abstman)
Bezit een tiend in het Garderbroek, het goed Creyenoort en een derder van het goed Byler dat vroeger één erf was maar nu in 3 is gedeeld. Hij bewoont het goed Byler met zijn vrouw Alijdt in 1544
Corselis heeft zijn vrouw Aleyd, die volgens het Stamboeck een dochter zou zijn geweest van Gerrit van der Hell, daaraan getuchtigd.
Voorzover na te gaan stamt deze horige tak"(?) af van een Gerrit Reynersz. van Hell, vermeld in 1423 en ± 1448, als bezitter van abtsgoed(d.i. horig goed van de aan de abdij van Paderborn toebehorende kelnarij van Putten) en 't horige goed "te Helle" (Klein Hell) , dat, naar beweerd werd, eveneens tôt de abtsgoederen moest worden gerekend.
Deze Gerrit huwde een aan de hertog horige vrouw, Aleyd, en tôt hun — dus eveneens horige — kinderen behoorde Reyner Gerritz van Hell, die op 1 (morgengave Harderwijk 2 Juli 14601 huwde met zekere Nese™) of Nyse (Agnes); zij waren de ouders van Evert van Hell, die een dochter van
Wulfer van Byler tôt vrouw nam. Reyner Gerritsz had voorts nog een zoon Gerrit, die misschien identiek was met Gerrit Reynersz. van Hell, bastaard, voorkomende in 1483 als man van Alyd, zijn "echte vrouw", met wie hij tesamen het "Pepsgoed" bezat. Het betreft in dit geval dus een bastaard
van een geslacht, dat zelf vermoedelijk zijn oorsprong aan bastaardij zal hebben te danken. In het algemeen kan opgemerkt worden, dat bij de Van der Hell's het aantal onwettige
geboorten opvallend groot is geweest — of wellicht is het beter te zeggen, dat meer dan bij de meeste andere geslachten de sporen van de vrije omgang der sexen, die één der (meestal niet besproken) kenmerken van de Renaissancetijd is geweest, ten aanzien van de Van der Hell's nog in de
bronnen teruggevonden kan worden. In dit opzicht leefde destijds de kleinere man waarlijk niet anders, dan de aanzienlijke heren en vorsten. Maar de onwettige telgen van lieden van "geringe kom-af" gingen gemakkelijk verloren in de grote hoop, waartoe ook hun vaders behoorden, en dat d i t bij de Van der Hell's niet het geval is geweest, pleit, kan men zeggen, voor hun maatschappelijke ,,standing". Uit de bronnen krijgt men de indruk, dat zij in een tijd, waarin het hebben
van natuurlijke kinderen ook niet aan de man als een schande toegerekend werd, zich het lot van hun onwettige zonen zijn blijven aantrekken, en hen niet aan de vergetelheid
prijs hebben gegeven.
Zij was horig aan de Hertog van Gelre
Carselis van Aller. Als Gersilius van Aller moet hij wegens Helle tins betalen, 1411. Hij is ambtman van Paderborn, 1395. (Van Schomven.) Zijne vrouw Aleid kan eene dochter zijn van Wouter van der Helle, die den hof te Putten van Paderborn in pacht heeft gehad , 1351, 1357. (Sloet, Paderborn, nTS 4 en 5 der stukken.) Behalve Hendrik zal hij nog twee zoons gehad hebben Wolter en Otto. Carcelis van Aller is dood in 1424 en in dat jaar wordt Hendrik met half-Watergoor beleend en verkrijgt Wolter van Aller land in Nybroeck [volgens Van Spaen; maar volgens Register op de Leenaktenboeken in 1425] wiens opvolger zijn zoon Corzelis van Aller is. Otto en Wolter van Aller bezitten eene oliemolenstede te Barneveld. (Thinsboek van Veluwe.)